Wat te doen bij bomenkap

Bomen vormen een essen­ti­eel deel van onze leefom­ge­ving, zowel voor het klimaat, de water­huis­hou­ding, onze gezond­heid en ons welbe­vin­den. Dat er in een stad bomen staan is eigen­lijk helemaal niet zo vanzelf­spre­kend wanneer je bedenkt hoe inten­sief de ruimte benut wordt. Er ontstaan dan ook vaak verhitte discus­sies bij (dreigende) kap van bomen.
De kap van bomen kan diverse aanlei­din­gen of oorza­ken hebben:

  • Er is een ziekte gecon­sta­teerd of er is sprake van direct gevaar van afbre­kende takken of omval­len van de boom (maar dat moet dan wel onomsto­te­lijk vaststaan!);
  • Bomen staan op een plaats waar de gemeente woning­bouw, aanleg van sport­vel­den of herin­rich­ting van de openbare ruimte wil (maar er kan ook om bestaande bomen heen gepland worden, al vinden project­ont­wik­ke­laars dat maar lastig);
  • Werkzaam­he­den in de bodem: riool­ver­van­ging, nieuwe kabels en leidin­gen, ophogen van verzakte bodem (maar vaak is met enige creati­vi­teit behoud van de bestaande bomen mogelijk, soms door verplaatsing).

Algemene plaatselijke verordening (APV)

Vaak zal het kapver­bod in de Algemene Plaat­se­lijke Veror­de­ning van toepas­sing zijn: een boom mag niet zonder vergun­ning worden gekapt (APV 4:11, lid 1)1. Daarmee zijn overi­gens zeker niet alle bomen beschermd, want de gemeente Dordrecht hanteert een lijst van beschermde bomen en boomgroe­pen, de rest is min of meer vogel­vrij, ook als de stamom­vang wèl voldoet aan het crite­rium van minimaal 20cm in doorsnee.

1) De volle­dige tekst van APV 4:11 luidt:

Artikel 4:11 (Omgevings)vergunning voor het vellen van houtopstanden

  1. Het is verbo­den zonder vergun­ning van het bevoegd gezag de houtop­stan­den te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de Bomenlijst.
  2. De vergun­ning kan worden gewei­gerd op grond van: 
    • de natuur­waarde van de houtopstand;
    • de landschap­pe­lijke waarde van de houtopstand;
    • de waarde van de houtop­stand voor stads- en dorpsschoon;
    • de beeld­be­pa­lende waarde van de houtopstand;
    • de cultuur­his­to­ri­sche waarde van de houtopstand;
    • de waarde voor de leefbaar­heid van de houtopstand.
  3. Het bevoegd gezag kan een herplant­plicht opleg­gen onder nader te stellen voorschriften.
  4. De houder van de vergun­ning is verplicht is om binnen één jaar na datum van de vergun­ning deze te gebrui­ken. Indien in deze vergun­ning een herplant­plicht is voorge­schre­ven, moet ook binnen die termijn de herplant hebben plaatsgevonden.
  5. De vergun­ning, als genoemd in het eerste lid, vervalt van rechts­wege indien ‑ daags na afloop van de termijn als genoemd in het vorige lid ‑ er geen van gebruik is gemaakt.
  6. Op de vergun­ning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuurs­recht (positieve fictieve beschik­king bij niet tijdig beslis­sen) van toepassing.